26 december 2010

Latente vloek

Nee, natuurlijk denk ik nooit aan hem terug, zeg ik.

Ja, ik ben er overheen.
Ja, het viel me zwaar.
Nee, dat wil ik nooit meer.
Nee, ik neem mezelf niks kwalijk. Ben jij helemaal?!
Tuurlijk heb ik ervan geleerd.

Het heeft me enorm gekwetst. Dat het gebeurde. De manier waarop. Alles wat hij me daarna ook nog flikte. Het feit dat hij zelfs, caught red handed, niet eerlijk was. Me alleen liet. Nooit eens koos om te doen wat voor mij goed zou zijn; altijd weer totaal dissregard voor mijn well being. Me met een pokerface aankeek terwijl ie glashard loog. Dat ik, IK, dat niet doorzag of wilde doorzien. Mijn hele ego en zelfvertrouwen opgefuckt. Zelfs aan mij begon ik te twijfelen. De puzzelstukjes die ineens in elkaar vielen. Gadverdamme.  Ik zie het allemaal zó voor me. Het maakt me misselijk. Hij maakt me misselijk. Ik wil het niet voor me zien en ik wil er niet aan denken.

Het feit dat dit echt, echt voorkomen had kunnen worden heeft er ook mee te maken dat dit niet zomaar overgewaaid is.
Door er eerder de stekker uit te trekken, voordat het zo godvergeten lelijk werd. Door er helemaal echt en volledig en eerlijk voor te gaan; ook een optie. Zoveel opties, zoveel kansen, zoveel steun en vrijheid en onvoorwaardelijke liefde: het mocht niet baten. Er kwamen geen acties, gesprekken, antwoorden; er werden geen schouders onder gezet. De brei van onmacht, miscommunicatie, miskennen en onkunnen die onze 'relatie' heette sudderde gewoon door. Bewuste keuzes. Tot de Grote Uitbarsting. Klootzak en fucking laffe, vieze hond.

Over my dead body dat ik hem nog zou willen. Ik wil er niet eens aan denken. Maar ik denk natuurlijk ook nooit meer aan hem. Zeg ik.

Onze toekomstdromen, de namen voor de baby waarvan wij zeker wisten dat ie er kwam en waar we, liefkozend, gekscherend, serieus over praatten alsof het kind al bestond, mijn schoonfamilie: ik heb het allemaal opgegeven. Ik moest wel. Er was geen weg terug, ook al wilde ik dat wel. Toegegeven: ik wilde het echt. Ik was bereid te vergeven. Door te gaan. Te knokken, er beter uit komen. Gelukkig worden. Ik heb het, meer dan eens, voorgesteld. Redden wat er te redden valt, zolang het maar geen definitief afscheid werd. Ik haat mezelf ervoor. Maar dan ook echt. Grondig. HOE DAN? Het was me waarschijnlijk niet gelukt, maar de wil was ijzersterk. De mijne altijd al. Gelukkig won de walging het al snel van mijn zwakke hart.

Ik doe alsof het me niets doet. Dat doet het me over het algemeen ook niet.
Totdat
Mensen er naar vragen, bepaalde  herinneringen zich opdringen, er anderen dicht in de buurt komen. Of zo  bijdehand zijn mij, met alle wetenschap over het gebeurde, alsnog durven te playen (je moet je fucking schamen!).

Dan vraag ik me af: ben ik echt niet de damaged goods die ik zelf niet wil hebben? Moet ik opgelapt worden? Heb ik issues? Ben ik er echt overheen? Is mijn hart netjes geheeld of gapen er nog diepe, stinkende wonden? Zit er misschien alleen een korstje op dat gemakkelijk openbarst? Durf ik mannen echt gewoon weer te vertrouwen, mezelf helemaal open te stellen? Zal ik een volgende echt niet beoordelen op wat hij deed? Zal het verleden mijn handelen, mijn denken, mijn zelfvertrouwen een volgende keer echt niet vertroebelen?

No fucking clue.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten